Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Omgevingseffectrapport voor Gouda

Ter ondersteuning van de visievorming en de besluitvorming over de Omgevingsvisie Gouda wordt de procedure van de milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen. Deze procedure zorgt ervoor dat het milieubelang volwaardig wordt meegewogen in de planvoorbereiding. Onderdeel van de m.e.r.-procedure vormt het opstellen van een planMER. Dit betreft een onderzoeksrapport waarin de resultaten van het onderzoek naar effecten van de Omgevingsvisie in beeld zijn gebracht. Ook zijn hierin aanbevelingen meegegeven voor aanscherping van de visie, dan wel voor vervolgbesluiten. Gouda kiest ervoor om niet alleen milieueffecten maar ook andere omgevingseffecten in beeld te brengen. Daarom wordt ook wel gesproken over een Omgevingseffectrapport (OER). Het planMER/OER wordt tegelijk met de ontwerp Omgevingsvisie ter inzage gelegd.

 Wanneer een m.e.r.-verplichting?

Het is verplicht om een planMER/OER op te stellen omdat de Omgevingsvisie kaders stelt voor activiteiten die volgens de wet (Besluit-m.e.r.) m.e.r.-plichtig of m.e.r.- beoordelingsplichtig zijn. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde stedelijke ontwikkelingsprojecten, de bouw van woningen of de aanleg / wijziging van autowegen. Daarnaast kunnen significante negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura-2000-gebieden op voorhand niet worden uitgesloten en dient er een ‘passende beoordeling’ te worden opgesteld. Ook via dit spoor geldt voor Gouda de verplichting tot het opstellen van een planMER/OER.

NRD als eerste stap

Als eerste stap in de m.e.r.-procedure is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) opgesteld. Deze NRD beschrijft welke alternatieven, omgevingsaspecten en effecten in het planMER/OER onderzocht gaan worden (‘reikwijdte’) en met welke diepgang (‘detailniveau’). De NRD is voor advies naar de wettelijke instanties gestuurd en heeft 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. Er zijn vier zienswijzen ingebracht op de NRD (door de Politie, GGD, TenneT en VRHM). De zienswijzen zijn meegenomen bij het opstellen van het OER.

Foto van de leefomgeving

Vervolgens is een ‘Foto van de Leefomgeving’ opgesteld. Deze ‘Foto’ brengt aan de hand van een groot aantal thema’s de huidige situatie van de leefomgeving van Gouda in beeld, én geeft aan in hoeverre er op basis van autonome trends (bv op het gebied van klimaatverandering) en vastgesteld beleid een verbetering of verslechtering verwacht kan worden richting 2030. Beleid dat in oktober 2020 vastgesteld was, maakt onderdeel van de autonome situatie. De huidige en autonome situatie van de verschillende thema’s zijn gevisualiseerd in een Rad (zie figuur 9.1). Het streven is om met de Omgevingsvisie zo veel mogelijk negatieve trends te keren, en de juiste ambities meer ruimte te geven. De resultaten van de Foto hebben geleid tot aanscherping van de Omgevingsvisie, bijvoorbeeld meer aandacht voor biodiversiteit, afval, en verbreding van aandacht naar álle groepen die een woning zoeken.

Rad van de Leefomgeving gemeente Gouda

PlanMER/OER

Voor de verschillende ‘keuzes’ van hoofdstuk 7 is aan de hand van het beoordelingskader dat voor het planMER/OER is opgesteld in beeld gebracht wat de verwachte effecten zijn op de leefomgeving. De effecten zijn samengevat gevisualiseerd in het Rad middels pijlen (zie figuur 9.1). Groene pijlen staan voor kansen op positieve effecten, rode pijlen voor risico’s op negatieve effecten. Een belangrijke kanttekening is dat de Omgevingsvisie beleid op hoofdlijnen formuleert. De effecten zijn mede afhankelijk van de manier waarop dit beleid uiteindelijk wordt uitgewerkt. Om dat met zo weinig mogelijk negatieve effecten te kunnen laten gebeuren zijn goede stedenbouwkundige analyses en gebiedsprogramma’s nodig, mede als onderbouwing van het omgevingsplan. De beoordeling van de visie heeft geleid tot een aantal aanbevelingen voor het aanscherpen van de Omgevingsvisie, en/of voor vervolgbesluiten (Omgevingsplannen en uitvoeringsprogramma’s). In de MER is aangegeven op welke manier de aanbevelingen van het planMER/OER een plek hebben gekregen in de visie dan wel een plek gaan krijgen in vervolgbesluiten.  

Enkele beleidsuitspraken van de Omgevingsvisie kunnen daarnaast een risico hebben op significant negatieve effecten binnen Natura 2000-gebieden. Bij de verdere uitwerking van het nieuwe beleid moet integraal aandacht zijn voor ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verhoogde milieudruk binnen Natura 2000-gebieden. Door een integrale aanpak en de projectscope van een ontwikkeling zo in te steken dat ook maatregelen om stikstofdepositie te verminderen worden betrokken bij de ontwikkeling (interne saldering) kan een significant negatief effect voorkomen worden. Daarmee zijn de getoetste beleidsuitspraken uit de Omgevingsvisie in principe uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming (onderdeel Natura 2000-gebieden).